Bijzondere concerten



Jubileumconcert 70 jaar Hasbo
een daverend succes

Het was aangekondigd als een ‘Haarlems feest’. En het wás een feest, daar in de grote zaal van de Philharmonie tijdens het jubileumconcert ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan van het Haarlems Symfonisch Blaasorkest (Hasbo). Nooit eerder trok een concert van het orkest zoveel bezoekers. Bezoekers die volop genoten, zo lieten zij al weten in de pauze van het concert. De afwisseling in het repertoire, de sfeer, het stralende enthousiasme van orkest en dirigent, alles werd geroemd op deze zondagmiddag 12 februari 2023.

Foto Jan Bos

Vrolijkheid en stemmigheid wisselden elkaar af in de muziek. Het was een goede keus om het feest samen te vieren met het Haarlems Gemengd Koor en het Ampzing Genootschap. De jubilaris zelf opende het concert met het stevige La Forza del Destino van Verdi om daarna samen met het koor het gedragen Sanctus e Benedictus te spelen met in de hoofdrol Ago Verdonschot, die niet alleen dirigent van het koor is maar ook solist. 

Foto Jan Bos

Verderop in het programma zorgde het Ampzing Genootschap voor puur Nederlandse inbreng. In hun optredens staat het Nederlands centraal. Met een lied als ‘Laat me’ van Ramses Shaffy, door theatermaker Mylou Frencken bewerkt tot een tekst over ‘Haarlem’ lieten ze ook horen wat hun thuisbasis is. 

Foto Jan Bos

Een van de hoogtepunten was het stuk ‘Poème Lyrique’ dat Hasbo-dirigent Misha Sporck voor dit jubileum componeerde en in deze zaal in première ging. Vooraf liet hij wat onderdelen van deze ‘niet heel gemakkelijk, maar ook niet heel moeilijk te spelen’ compositie horen, zodat het publiek een inkijkje kreeg in het thema van het stuk. 
Het slot stond in het teken van een grote aanstekelijkheid. Precies zoals burgemeester Jos Wienen in zijn openingswoordje zei over blaasorkesten. Voor hem staan die vooral voor: vrolijkheid!  Ampzing bracht, samen met het orkest, hun hit, de meezinger het ‘ABN-lied’. 
En het aller- allerlaatste slotakkoord was voor Edward Elgar’s ‘Pump and Circumstance’, met het beroemde refrein Land of Hope and Glory. Niet alleen het koor maar ook het publiek zong uit volle borst mee. 



“Rusland en Theremin, Revolutie en Romantiek”

Op zondag 9 februari 2020 speelde het Hasbo in de Groenmarktkerk. Een goed bezocht concert ondanks de bare weeromstandigheden.

Het orkest staat onder leiding van dirigent Misha Sporck, de vaste dirigent van het orkest. Solist is de Thorwald Jørgensen, die de theremin bespeelt.
Het thema van het concert is “Rusland en Theremin, Revolutie en Romantiek”.
Gespeeld werden stukken van bekende en minder bekende Russische componisten, zoals Glinka, Tsjaikovski, Shostakovich, Rachmaninov, Prokofiev, Liadov en Alabiev.

Het solo instrument dit jaar is de theremin. Het is een van oorsprong Russisch elektronisch instrument en bestaat precies 100 jaar. De theremin wordt met de handen bespeeld zonder het instrument aan te raken en zal in drie solo optredens te horen zijn.
Bijzonder gast tijdens dit concert was Thorwald Jørgensen, dé Nederlandse bespeler van de theremin.  De solist, Thorwald Jørgensen, staat bekend als één van de leidende klassieke theremin spelers in de wereld. Na zijn afstuderen aan het conservatorium wijdde hij zich geheel aan het bespelen van de theremin en is inmiddels te bewonderen op tal van concert podia in de gehele wereld. Omdat de speeltechniek lijkt op die van de snaarinstrument, werd Thorwald gecoacht door Saskia Boon, voormalig celliste van het Concertgebouw Orkest.

Thorwald Jørgensen

Gespeelde stukken op Theremin:
Distant Shores, een eigen compositie, Chant du Ménestrel van Glazunov en The Nightingale van Alabief

“Waltz Fantasy” van Michail Glinka

Michail Ivanovitsj Glinka (1804-1857) kwam uit een rijke familie en werd in 1817 naar school gestuurd in Sint Petersburg, waar hij ook piano- en vioollessen nam. Door toedoen van zijn vader heeft hij een aantal jaren gewerkt op het ministerie van Communicatie, maar hij nam ontslag om zich geheel en al aan zijn muzikale ontwikkeling te wijden. Hij kon het zich veroorloven om veel te reizen. Zo studeerde hij een aantal jaren in Milaan, Wenen en Berlijn, en werd een veelzijdig componist. Hij wordt wel de vader van de Russische muziek genoemd en heeft veel invloed gehad op latere Russische componisten. Zijn oeuvre is uitgebreid en bevat opera’s zoals “ Een leven voor de tsaar” en “Roeslan en Ljoedmila”, maar ook werken voor orkest, vocale werken, kamer- en pianomuziek.
De Waltz Fantasy werd oorspronkelijk geschreven voor piano in 1839. Later, in 1845, ontstond een versie voor klein orkest en in 1856, vlak voor zijn dood, maakte hij een versie voor groot orkest. De wals heeft een erg romantisch karakter; hij schreef de wals als ode aan een goede vriendin en bevat thema’s die lang in je geheugen blijven hangen. Het arrangement voor blaasorkest is van Willy Houtvast.

“Chant du Ménestrel” van Glazunov

Aleksandr Glazunov (1865-1936) schreef zijn eerste composities op 11 jarige leeftijd. Hij kreeg les van Rimski-Korsakov en raakte bevriend met Tsjaikovski. In 1887 debuteerde hij als dirigent en die activiteit bracht hem vaak naar het Westen, waar hij aandacht vroeg voor het werk van Russische componisten. In 1899 werd hij docent instrumentatie en contrapunt aan het conservatorium van Sint Petersburg, een post die hij ook na de Russische revolutie een lange tijd trouw bleef. Toch trok hij in 1928 met zijn familie naar het Westen, naar Parijs, zogenaamd om gezondheidsredenen, waardoor zijn muziek toch populair bleef in de Sovjet Unie. Hij heeft een groot oeuvre nagalaten, zoals symfonieën, balletten, opera’s, strijkkwartetten en stukken voor solo-instrumenten, waaronder zelfs saxofoon!
Glazunov schreef zijn Chant du Ménestrel (lied van de troubadour) in 1900, voor cello en orkest en deze compositie is heel lang populair gebleven. Het stuk draagt duidelijke kenmerken van de late romantiek. In onze uitvoering wordt de solo vertolkt door de Théremin, een elektronisch instrument. Het arrangement voor blaasorkest is van Wil van der Beek.

“The Nightingale” van Alabiev

Alexander Alabiev (1787-1851) , een wat minder bekende Russiasche componist, werd geboren in Tobolsk in Siberië en verhuisde op 14 jarige leeftijd met zijn familie naar Sint Petersburg. Daar nam hij dienst bij een mijnbouworganisatie, maar maakte tegelijkertijd serieus werk van zijn muzikale ontwikkeling. Hij nam dienst in het Russische leger en vocht tegen de legers van Napoleon. Hij werd vaak bevorderd en kreeg een aantal onderscheidingen.
Na de oorlog begonnen zijn compositorische activiteiten pas goed. Hij was zeer ge-ïnteresseerd in de Russische dichtkunst en wordt wel gezien als de vader van het Russische kunstlied. Hij schreef er 200 en daarnaast ook opera’s, toneelmuziek en andere orkestwerken en strijkkwartetten Hij maakte ook veel werk van het optekenen van oude Russische volksmelodieën, als een ethnomusiciloog avant la lettre.
In 1825 werd hij gearresteerd op verdenking van moord en werd, ondanks het ontbreken van sluitend bewijs, naar zijn geboortestad in Siberië verbannen.
Daar ontstond zijn beroemdste werk “The Nightingale”, een lied op een gedicht van Delvig. Het wordt hier gespeeld op de Théremin.
In 1843 mocht hij terugkeren naar Moskou, waar hij bleef componeren tot aan zijn overlijden.

“Andante Cantabile” van Tsjaikovski

Peter Iljitsj Tsjaikovski (1840-1893) heeft, zoals veel van zijn Russische collega-componisten, eerst een ander beroep uitgeoefend, voordat hij, pas op 23 jarige leeftijd, zijn studie begon aan het pas opgerichte conservatorium van Sint-Petersburg. Daarna is hij een aantal jaren docent “harmonieleer” aan het conservatorium van Moskou geweest. Hij trouwde in 1877, maar dat huwelijk heeft, vooral vanwege zijn geaardheid, maar een paar weken geduurd.
Meer dan zijn Russische collega-componisten was hij geïnteresseerd in de Westeuropese muziek. Hij was een groot bewonderaar van Mozart. Toch is zijn muziek zeker beïnvloed door de Russische volksmuziek. Hij heeft veel gereisd, wat hem mogelijk werd gemaakt door de sponsoring van zijn bewonderaarster Mme. von Meck. Hij heeft haar kennelijk nooit gesproken maar wel veel met haar gecorrespondeerd
Naast symfonieën en soloconcerten heeft hij opera’s (Eugen Onegin; Schoppenvrouw) en balletten (Zwanenmeer; Notenkraker) geschreven. Veel van zijn muziek is lyrisch van karakter, maar hij schroomde niet om ook composities met een politieke betekenis te schrijven. In dit verband is vooral zijn “Ouverture 1812” bekend.
Tsjaikovski schreef drie strijkkwartetten. Het Strijkkwartet No1 in D (1871) is vooral geliefd om het prachtige lyrische en melancholische tweede deel: Andante Cantabile. Het wordt ook regelmatig als zelfstandig stuk, gearrangeerd voor strijkorkest, opgevoerd. En Tsjaikovski schreef zelf een arrangement voor cello en strijkorkest.
De melodie is gebaseerd op een Russisch volkslied, dat hij ooit door een huisschilder in het huis van zijn zus hoorde fluiten
Er is een mooie uivoering te vinden op You Tube met Yo Yo Ma als solist.
Wij spelen het stuk in een arrangement van de Nederlander Willy Hautvast.

“Dance of the Amazon” van Liadov

Anatoly Liadov (1855-1914) erfde zijn grote talent van zijn vader die dirigent was. Vanaf 1870 studeerde hij piano, viool en compositie aan het conservatorium van Sint-Petersburg, waar hij les kreeg van o.a. Rimski-Korsakov. Later werd hij daar docent, wat hij zijn leven lang zou blijven doen. O.a. Prokofiev was een van zijn leerlingen.
Als componist schreef hij stukken voor piano, orkest en vocale muziek. Hij staat te boek als een bijzonder lui mens met een drankprobleem. Hij schreef dan ook vooral korte werken; tot symfonieën of opera’s is het nooit gekomen. En toen hij van de ballet impresario Diahilev de opdracht kreeg het ballet “De Vuurvogel” te componeren lukte dat ook niet en werd dat door Strawinski overgenomen.
Hij had wel succes met een aantal muzikale sprookjes, zoals “Baba-Yaga” en “Het Betoverde Meer”. Behalve de sprookjeswereld had ook de Russische volksmuziek zijn belangstelling. Het stuk “”Russian Folksongs” hebben wij in het recente verleden een aantal keren gespeeld.
Het stuk “Dance of the Amazon” was een van zijn laatste stukken (1909) en is gebaseerd op twee Griekse volksmelodieën. Het werd voor blaasorkest gearrangeerd door de bekende Nederlandse componist Johan de Meij.

Slavische Mars van Tsjaikovski

De “Slavische Mars” dateert uit 1876. De aanleiding was een benefietconcert in Moskou, ten bate van het Slavische liefdadigheidscomité, dat Russische vrijwilligers ondersteunde die deelnamen aan de strijd van de Serviërs tegen de Turken. Die hadden de Turken de oorlog verklaard, vanwege wreedheden tegen de Slavische Christenen in de Balkan.  En Rusland voelde veel sympathie voor het Slavische broedervolk. De mars ontstond in vijf dagen tijd. Tsjaikovski gebruikte twee Servische volksliederen. Aan het eind klinkt de tsaristische hymne, als een muzikaal symbool voor de Russische bijdrage aan de strijd. Het is geen “marcheermars”, maar een vitale muzikale uitbeelding van strijdvaardigheid en kracht.


“10 symfonie, deel 2” van Sjostakovitsj

Dmitri  Sjostakovitsj (1906-1975) was een muzikaal wonderkind en zat al met 13 jaar op het conservatorium in Sint Petersburg (o.a. bij Glazunov). Op 19-jarige leeftijd studeerde hij met lof af met zijn 1e Symfonie, die al duidelijk kenmerken had van meesterlijke orkestratie, rare contrasten en schrille dissonanten. Met de komst van Stalin in de Sovjet Unie begon voor hem een moeilijke tijd. Zijn composities werden “chaos in plaats van muziek” genoemd. Maar anders dan collega’s zoals Prokofiev en Strawinski is hij nooit uit de Sovjet Unie weggevlucht. Vaak gaf hij zijn composities een ondertiteling mee, die de indruk moest wekken dat hij zich conformeerde aan het Sovjet gezag. Pas nadat hij door Stalins culturele rechterhand Zjdanov voor perverse formalist werd uitgemaakt werd hij voorzichtiger en produceerde vooral “socialistisch realistische” muziek.
Sjostakovitsj was erg productief. Hij schreef 15 grote symfonieën, opera’s, balletten, muziek voor film en theater, liederen en strijkkwartetten en ook stukken voor blaasorkest.
Na de dood van Stalin kwam zijn productie weer goed op gang met zijn 10e Symfonie, waarvan wij het 2e deel uitvoeren. Het is een wild en angstaanjagend scherzo en wordt wel opgevat als een muzikaal portret van Stalin.
Het arrangement is van onze eigen dirigent, Misha Sporck.

Vocalise “ van Sergej Rachmaninov

Het muzikale talent van Rachmaninov (1873-1943) was al vroeg duidelijk. Hij schreef zijn eerste composities rond zijn 10e verjaardag en op 16-jarige leeftijd werd hij toegelaten tot het conservatorium van Moskou. Hij studeerde daar 5 jaar later af en ontwikkelde zich tot een groot pianist, componist en dirigent. Met name zijn pianoconcerten worden vaak uitgevoerd en vragen een enorme virtuositeit van de solist. Rachmaninov had zelf heel grote handen en dat is aan de partituur goed te merken.
Het stuk “Vocalise” is het laatste deel van de compositie “Veertien liederen voor zangstem en piano” uit 1912. Het wordt vaak door een sopraan, zonder woorden, op één klinker, gezongen. Het stuk werd zó populair dat er in de loop van de tijd arrangementen voor verschillende instrumentenbezettingen zijn gemaakt

“Athletic Festival March” van Prokofieff

Sergej Prokofieff (1891-1953) deed reeds op 13-jarige leeftijd toelatingsexamen voor het conservatorium in Sint Petersburg, waar hij zich presenteerde met een aantal door hemzelf gecomponeerde stukken. Geen wonder dat hij werd aangenomen. Toch slaagde hij maar nét voor het eindexamen compositie; zijn docenten vonden hem te extravagant. Na zijn afstuderen in 1914 begon hij veel te reizen, vooral naar West-Europa en Amerika en had daarbij veel succes als pianist. Maar als componist was hij ook buitengewoon productief.  Populaire werken van zijn  hand zijn o.a. de opera “De liefde van drie sinaasappelen”, het ballet “Romeo en Julia”, “Klassieke Symfonie” (in de stijl van Haydn) en het muzikale verhaal “Peter en de Wolf”.   Na de Russische revolutie keerde hij een tijd lang niet meer terug naar de Sovjet Unie, omdat zijn werk daar te experimenteel werd gevonden. Toen daar de censuur wat milder werd, remigreerde hij toch in 1935 en vestigde zich in Moskou. Hij conformeerde zich toch een beetje aan de sovjet cultuur en schreef ook muziek “voor het volk”. Wellicht is “Peter en de Wolf” daar een exponent van.
De “Athletic Festival March”, geschreven ter gelegenheid van de Olympische Spelen in Berlijn van 1936, is de eerste van een serie van Vier Marsen (opus 69) die hij speciaal schreef voor militair blaasorkest. Het tempo is zo hoog dat het als begeleidingsmuziek voor rennende atleten zou kunnen dienen!